Acts 26:6-7

6En nu sta ik, en word geoordeeld over de hoop der belofte, die van God tot de vaderen geschied is;
 der belofte, Dat is, van de vervulling der belofte, van de gerechtigheid en zaligheid door den Messias te verkrijgen, vs.22,23.
7Tot dewelke onze twaalf geslachten, geduriglijk nacht en dag God dienende, verhopen te komen; over welke hoop ik, o koning Agrippa, van de Joden word beschuldigd.
 Tot dewelke Namelijk hoop, dat is gehoopte zaak, of belofte, dat is beloofde zaak.
,
 onze twaalf Namelijk de godvruchtige Joden uit de twaalf geslachten Israëls, niet alleen in Judea woonachtig, maar ook door de gehele wereld verstrooid; Jam 1:1 .
,
 geduriglijk Grieks in gedurigheid, of in vurigheid.
,
 verhopen te Welke hoop namelijk in zichzelve wel goed is, maar hierin gebrekkelijk, dat zij nog hopen of verwachten hetgeen in Christus Jezus alrede is vervuld.
,
 over welke hoop Dat is, over de vervulling van welke hoop, enz. Waarin ook de hoop der opstanding der doden en vooral van den Messias is begrepen; hetwelk hij zonder twijfel uit de Schriften der profeten had bewezen, gelijk hij doet Act 13:33 , en vervolgens; gelijk de navolgende reden van Paulus verklaart.
Copyright information for DutSVVA