Acts 26:7

7Tot dewelke onze twaalf geslachten, geduriglijk nacht en dag God dienende, verhopen te komen; over welke hoop ik, o koning Agrippa, van de Joden word beschuldigd.
 Tot dewelke Namelijk hoop, dat is gehoopte zaak, of belofte, dat is beloofde zaak.
,
 onze twaalf Namelijk de godvruchtige Joden uit de twaalf geslachten Israëls, niet alleen in Judea woonachtig, maar ook door de gehele wereld verstrooid; Jam 1:1 .
,
 geduriglijk Grieks in gedurigheid, of in vurigheid.
,
 verhopen te Welke hoop namelijk in zichzelve wel goed is, maar hierin gebrekkelijk, dat zij nog hopen of verwachten hetgeen in Christus Jezus alrede is vervuld.
,
 over welke hoop Dat is, over de vervulling van welke hoop, enz. Waarin ook de hoop der opstanding der doden en vooral van den Messias is begrepen; hetwelk hij zonder twijfel uit de Schriften der profeten had bewezen, gelijk hij doet Act 13:33 , en vervolgens; gelijk de navolgende reden van Paulus verklaart.
Copyright information for DutSVVA