Acts 3:12-13

12En Petrus, dat ziende, antwoordde tot het volk: Gij Israëlietische mannen, wat verwondert gij u over dit, of wat ziet gij zo sterk op ons, alsof wij door onze eigen kracht of godzaligheid dezen hadden doen wandelen?
 antwoordde tot Dat is, sprak.
,
 godzaligheid Namelijk alsof wij door dezelfde dit zouden verdiend hebben.
13De God Abrahams, en Izaks, en Jakobs, de God onzer vaderen, heeft Zijn Kind Jezus verheerlijkt, Welken gij overgeleverd hebt, en hebt Hem verloochend, voor het aangezicht van Pilatus, als hij oordeelde, dat men Hem zoude loslaten.
 De God Abrahams, Dat is, de ware God, die zich aan deze patriarchen en voorvaders geopenbaard, met hen en hunne nakomelingen een verbond gemaakt heeft, en die van hen is gekend en gediend geweest. Zie Act 5:30 ; Phi 2:9 .
,
 Kind Jezus Of, knecht, dienaar. Zie Isa 53:11 , en, vs.26, en Act 4:27 .
,
 verheerlijkt, Namelijk Hem van de doden opgewekt en in den hemel tot de hoogste eer opgenomen hebbende, en door onzen dienst dusdanige wonderen doende.
,
 verloochend, Namelijk dat Hij uw koning was; Joh 19:15 .
Copyright information for DutSVVA