Amos 2:7

7Die er naar hijgen, dat het stof der aarde op het hoofd der armen zij, en den weg der zachtmoedigen verkeren; en de man en zijn vader gaan tot een jonge dochter om Mijn heiligen Naam te ontheiligen.
 stof der aarde Dat is, die niet rusten voordat zij den arme, die toch bereids uitgeput is, als in het stof der aarde onder hunne voeten vertreden en in de uiterste nietigheid als langs de aarde slepen. Verg. de aantekening bij 1Ki 16:2 , en Job 16:15 , enz.; idem Amo 5:11 . Of, dat de armen, als schuldigen en misdadigers, met aarde op het hoofd, voor het gericht mogen staan treuren, den rijken [die geschenken gaven] ten gevalle.
,
 weg Dat is, het voornemen en doen desgenen, die gaarne in stilheid God zou gehoorzamen, ten ergste duiden, verdraaien, hem in alle manieren beletten, lastig vallen en kwellen; idem heeft hij een goede zaak voor in het gericht, die buigen en verderven zij, wendende zijn recht van hem. Sommigen nemen het alzo, dat zij met hun geweld en stoutheid zulk een schrik onder de lieden maakten, dat de vromen voor hen uit den weg moesten wijken, als niet durvende onder hunne ogen komen.
,
 zachtmoedigen Zie Psa 10:17 .
,
 verkeren; Of, afwenden, buigen.
,
 man en zijn vader De zoon en de vader.
,
 Mijn heiligen Naam Hebr. naam mijner heiligheid; dat is, mijn heiligen naam, naar welken zij genoemd zijn.
,
 ontheiligen Door onbeschaamde onkuischheid te onteren en verachtelijk te maken.
Copyright information for DutSVVA