Colossians 2:13

13En Hij heeft u, als gij dood waart in de misdaden, en in de voorhuid uws vleses, mede levend gemaakt met Hem, al uw misdaden u vergevende;
 u, als gij Namelijk die nu in Christus gelooft en gedoopt zijt.
,
 dood waart Zie Eph 2:1.
,
 in de voorhuid Dit wordt niet gesproken van de eigenlijk genoemde voorhuid, die de gelovige Colossensen nog hadden, maar van de natuurlijke verdorvenheid, waarin zij vóór hunne bekering waren, die alzo bij gelijkenis genoemd wordt, omdat de voorhuis in het Oude Testament een schandelijk en verachtelijk ding was bij de Israëlieten. Zie dergelijke wijze van spreken Deu 10:16; Jer 9:25, enz.
,
 mede levend gemaakt Zie Eph 2:5.
,
 vergevende; Of, genadiglijk vergevende, of vergeven hebbende. Want door het geloof worden ons onze misdaden en zondige aard uit kracht van Christus' verdiensten vergeven, en wordt het lichaam der zonde, of de oude mens, in ons ook gedood, van welke beide weldaden de doop, een teken en zegel in het Nieuwe Testament is, gelijk de besnijdenis in het Oude was; Rom 2:29, en Rom 4:11.
Copyright information for DutSVVA