Colossians 2:3

3In Denwelken al de schatten der wijsheid en der kennis verborgen zijn.
 In Denwelken al Namelijk Christus; of, in welker verborgenheid Gods des Vaders en Christus. Want het Griekse woord kan tot beiden gebracht worden, alzo dat de zin is, dat in Christus, of in de leer van God den Vader en van Christus alle schatten der wijsheid en kennis [namelijk tot de zaligheid nodig] verborgen zijn. En dit wordt alzo van den apostel betuigd, om den Colossensen te tonen dat dan nergens elders de zaligheid moet gezocht worden dan in deze leer, die ons tot God door Christus wijst, gelijk 1Co 1:30, en 1Co 2:2, enz. Anderen nemen dit niet voor de zaak die wij ter zaligheid moeten kennen, maar voor de wijsheid die in Christus' persoon zelf is, die alle anderen wijsheid van mensen en engelen tebovengaat; hetwelk wel waar is, dan schijnt op het doel van Paulus zo wel niet te passen, dan door een verder genomen besluit.
,
 der wijsheid Deze twee woorden onderscheiden enigen hier aldus, dat door de wijsheid de wetenschap van alle leerstukken des geloofs, en door de kennis de wetenschap van al de bevelen van Christus, tot den Christelijken wandel nodig, verstaan worden.
,
 verborgen zijn Dat is, begrepen of besloten zijn. Doch de apostel gebruikt het woord verborgen, omdat de natuurlijke mens deze dingen niet begrijpt, maar dat zij geestelijk worden onderscheiden; Mat 11:25; 1Co 1:23.
Copyright information for DutSVVA