Daniel 1:9
9En God gaf Daniël genade en barmhartigheid voor het aangezicht van den overste der kamerlingen. ▼▼ gaf Daniël genade en barmhartigheid Hebreeuws, stelde Daniël ter goedertierenheid en ter barmhartigheden. Zie dergelijke manier van spreken, en van dergelijke genade Gods, 1Ki 8:50 ; Psa 106:46 . Zie ook Neh 1:11 . De zin is: God gaf dat Daniël en zijne metgezellen niet gedwongen werden van des konings spijs te eten; maar Aspenaz zag het door de vingers, als de bottelier of spijsmeester hun moes of hofspijs te eten gaf.
Copyright information for
DutSVVA