Deuteronomy 10:17
17Want de Heere, uw God, is een God der goden, en een Heere der heren; die grote, die machtige, en die vreselijke God, Die geen aangezicht aanneemt, noch geschenk ontvangt; ▼▼ goden, Dat is, de afgoden zijn niets, maar deze is de enige, ware, allerhoogste God, die ook heerst over alle engelen en mensen, die vanwege enig goddelijk ambt, of dienst goden genaamd worden; alzo
Psa 50:1. Vergelijk
1Co 8:5-6, en
Rev 17:14, en
Rev 19:16.
,
▼▼ aangezicht aanneemt, Dat is, die geen uiterlijk onderscheid der mensen aanziet of iemand rijk of arm, ingeboren of vreemdeling, Jood of heiden zij, enz. Zie ook
Lev 19:15.