Deuteronomy 19:8-10

8En indien de Heere, uw God, uw landpale zal verwijden, gelijk als Hij uw vaderen gezworen heeft, en u al dat land geven zal, hetwelk Hij uw vaderen te geven gesproken heeft; 9(Wanneer gij al ditzelve gebod zult waarnemen, om dat te doen, hetgeen ik u heden gebiede, den Heere, uw God, liefhebbende, en alle dagen in Zijn wegen wandelende) zo zult gij u nog drie steden toedoen tot deze drie; 10Opdat het bloed des onschuldigen niet vergoten worde in het midden van uw land, dat u de Heere, uw God, ten erve geeft, en bloedschulden op u zouden zijn.
 bloedschulden op u zouden zijn Hebreeuws, bloeden.
Copyright information for DutSVVA