‏ Deuteronomy 20:16-17

16Maar van de steden dezer volken, die u de Heere, uw God, ten erve geeft, zult gij niets laten leven, dat adem heeft.
 adem heeft Hebreeuws, geen adem laten leven.
17Maar gij zult ze ganselijk verbannen: de Hethieten, en de Amorieten, en de Kanaänieten, en de Ferezieten, de Hevieten, en de Jebusieten, gelijk als u de Heere, uw God, geboden heeft;
 ganselijk verbannen Hebreeuws, verbannende verbannen. Zie boven, Deu 2:34.
Copyright information for DutSVVA