Deuteronomy 21:16-17

16Zo zal het geschieden, ten dage als hij zijn zonen zal doen erven wat hij heeft, dat hij niet zal vermogen de eerstgeboorte te geven aan den zoon der beminde, voor het aangezicht van den zoon der gehate, die de eerstgeborene is.
 de eerstgeboorte Dat is, het recht der eerstgeboorte.
,
 voor het aangezicht Dat is, hem in zijn tegenwoordigheid en als onder zijn ogen voorbij gaande, tot zijn beschaming en verkorting. Anders, voor zijn aangezicht; dat is, in zijn plaats.
17Maar den eerstgeborene, den zoon der gehate, zal hij kennen, gevende hem het dubbele deel van alles, wat bij hem zal worden gevonden; want hij is het beginsel zijner kracht, het recht der eerstgeboorte is het zijne.
 kennen, Dat is, hij zal met de daad bewijzen dat hij hem houdt voor den eerstgeborene.
,
 dubbele deel van alles, Of, twee delen. Hebreeuws, den mond van twee; vergelijk 2Ki 2:9. Zie de aantekeningen daar; idem Zec 13:8.
,
 recht der eerstgeboorte Zie Gen 25:31.
Copyright information for DutSVVA