Deuteronomy 25:4

4Een os zult gij niet muilbanden, als hij dorst.
 Een os zult gij niet muilbanden, Zodat hij onder den arbeid zijn voeder niet zou kunnen nemen.
,
 dorst Het koren met voeten tredende, of [gelijk de Hebreën zeggen] den dorswagen [die van onderen vol stompe houten, takken of kerven was] daarover omtrekkende, om het koren van het stro te scheiden en het stro tot kaf voor de beesten te maken; waarop God wijders in deze wet gezien heeft, zie 1Co 9:9-10, enz.
Copyright information for DutSVVA