Deuteronomy 29:4

4Maar de Heere heeft ulieden niet gegeven een hart om te verstaan, noch ogen om te zien, noch oren om te horen, tot op dezen dag.
 een hart om te verstaan, Dat is, een verstandig hart, ziende ogen en horende oren. De zin is, dat God hun totnogtoe niet gegeven had de gave van recht te verstaan, behoorlijk aan te merken en na te denken, en met vrucht tot Gods eer en hun zaligheid te gebruiken, hetgeen zij gezien en gehoord hadden. Vergelijk onder, Deu 30:6; Isa 6:9-10; Exo 36:26, enz.; Mat 13:9, Mat 13:11, Mat 13:13.
Copyright information for DutSVVA