Deuteronomy 3:14

14Jaïr, de zoon van Manasse, kreeg de ganse landstreek van Argob, tot aan de landpale der Gezurieten en Maachathieten; en hij noemde ze naar zijn naam, Bazan Havvoth-jair, tot op dezen dag.
 Jaïr, de zoon van Manasse, Zie Num 32:41.
,
 Gezurieten en Maächatieten; Hebreeuws, Geschuri; dat is, de Geschurieten. Gesur en Maächa waren beiden gelegen aan de noordergrenzen van Kanaän. Zie 2Sa 3:3, en 2Sa 10:6.
,
 Havvôth-jaïr, Hebreeuws, Chovvot; dat is, Jaïrs hoeven. Zie Num 32:41.
,
 tot op dezen dag Versta, zijn die alzo genoemd; zij hebben dezen naam behouden; alzo elders dikwijls.
Copyright information for DutSVVA