Deuteronomy 30:2-4

2En gij zult u bekeren tot den Heere, uw God, en Zijner stem gehoorzaam zijn, naar alles, wat ik u heden gebiede, gij en uw kinderen, met uw ganse hart en met uw ganse ziel.
 gij zult u bekeren Anders, en gij u bekeerd zult hebben.
3En de Heere, uw God, zal uw gevangenis wenden, en Zich uwer ontfermen; en Hij zal u weder vergaderen uit al de volken, waarheen u de Heere, uw God, verstrooid had.
 En de HEERE, uw God, Anders, zo zal de HEERE, enz.
,
 uw gevangenis wenden, Dat is, de menigte uwer gevangenen doen wederkeren; alzo Psa 68:19; Eph 4:8.
,
 weder vergaderen Hebreeuws, en Hij zal wederkeren, en zal u vergaderen; dat is, Hij zal u weder vergaderen, of, Hij zal met zijn genade wederkeren en u vergaderen, enz.
4Al waren uw verdrevenen aan het einde des hemels, van daar zal u de Heere, uw God, vergaderen, en van daar zal Hij u nemen.
 aan het einde des hemels, Vergelijk boven, Deu 4:32.
Copyright information for DutSVVA