Deuteronomy 33:20-21

20En van Gad zeide hij: Gezegend zij, die aan Gad ruimte maakt! hij woont als een oude leeuw, en verscheurt den arm, ja ook den schedel.
 Gezegend zij, Dat is, geloofd, geprezen; zie Gen 14:20.
,
 die aan Gad ruimte maakt Namelijk God, die den Gadieten, toen zij mede van de Ammonieten benauwd waren, ruimte gaf door Jeftha den Gileadiet. Zie Jdg 11, en vergelijk Gen 49:19; Psa 4:2, enz.
,
 oude leeuw, Moedig en onversaagd uit zijn leger, als een leeuw, hervoor tredende, om zijn vijanden onder te brengen. Zie de vervulling 1Ch 5:19-22. en verscheurt den arm, ja ook den schedel.
21En hij heeft zich van het eerste voorzien, omdat hij aldaar in het deel des wetgevers bedekt was; daarom kwam hij met de hoofden des volks; hij verrichtte de gerechtigheid des Heeren, en zijn gerichten met Israël.
 hij heeft zich van het eerste voorzien, Hij zag in het begin een bekwame woonplaats voor zich uit, of, van het eerste; dat is, van de eerste plaats die hem voorkwam, te weten Gilead, Num 32:1, enz., welke ook van den wetgever Mozes hun toegestaan is, Num 32:33, enz. En aldaar lieten de Gadieten, volgens hun aanbod en Mozes' toestemming hun vrouwen, kinderen en vee onder Gods beschutting in zekere vaste steden, gaande gewapend vooraan met de andere Israëlieten, om Gods oordeel tegen de Kanaänieten uit te voeren. Zie Num 32:16-17, enz., en boven Deu 3:16, Deu 3:18-20.
Copyright information for DutSVVA