Ecclesiastes 2:13-14

13Toen zag ik, dat de wijsheid uitnemendheid heeft boven de dwaasheid, gelijk het licht uitnemendheid heeft boven de duisternis.
 Toen zag ik, De zin is: Ofschoon al ons bedrijf ijdelheid is, nochtans is de wijsheid zoveel te meer dan de dwaasheid te achten als het licht boven de duisternis.
14De ogen des wijzen zijn in zijn hoofd, maar de zot wandelt in de duisternis. Toen bemerkte ik ook, dat enerlei geval hun allen bejegent.
 De ogen Dat is, de wijze is welbedacht, en hij gaat voorzichtig in al zijn handel; maar een dwaas mens is onbedachtzaam en onvoorzichtig in al hetgeen hij te doen heeft. Zie onder Ecc 8:1 , en Pro 17:24 .
,
 wandelt Dat is, hij weet niet hoe hij zijne zaken zal aanstellen.
,
 dat enerlei Te weten, zoveel aangaat hetgeen dat hun overkomt in dit tegenwoordige leven, gelijk daar zijn verscheidene ellendigheden, krankheden en smarten des lichaams, alsook de dood zelf. Verg. hiermede Psa 49:11 .
,
 hun allen bejegent Dat is, hun beiden, zowel den wijzen als den dwazen.
Copyright information for DutSVVA