Ephesians 1:3

3Gezegend zij de God en Vader van onzen Heere Jezus Christus, Die ons gezegend heeft met alle geestelijke zegening in den hemel in Christus.
 Gezegend zij Het woord zegenen wordt in vs.3 op tweeërlei wijze genomen. Want de mens zegent God als hij Hem looft en dankt. En God zegent den mens, wanneer Hij hem zijne genade en weldaden bewijst; beide een Hebreeuwse wijze van spreken. En hier ziet de apostel op de woorden des verbonds, in uw zaad zullen alle geslachten der aarde gezegend worden, Gen 22:18.
,
 en Vader van Dat is, God, die de Vader is onzes Heeren Jezus Christus, 1Co 15:24; en wordt van Paulus en andere apostelen onder het Nieuwe Testament deze wijze van Gods benaming gebruikt, in plaats dat in het Oude Testament God in zulke zegeningen genoemd wordt de Heere, de God Israëls, of de God Abrahams, Izaks, en Jakobs, met welke God eerst zijn verbond had gemaakt. Zie Luk 1:68.
,
 alle geestelijke Dat is, allerlei.
,
 in den hemel Grieks, in de hemelse; of overhemelse; namelijk plaatsen, gelijk vs.20, en Eph 2:6. En hierdoor wordt te kennen gegeven dat God ons als uit Zijnen troon deze geestelijke zegeningen heeft medegedeeld, en dat ze daartoe dienen, om ons in den hemel gelukzalig te maken; Mat 5:12, en 1Pe 1:4. Welke zegeningen hierna tot vs.15 toe in het bijzonder worden verhaald.
,
 in Christus Namelijk als in ons Hoofd. Zie vs.22,23, en Eph 2:5-7, en Eph 4:15-16. Zie ook Joh 1:16; Phi 3:20. Of, om ons zalig te maken.
Copyright information for DutSVVA