Ephesians 2:12-13
12Dat gij in dien tijd waart zonder Christus, vervreemd van het burgerschap Israëls, en vreemdelingen van de verbonden der belofte, geen hoop hebbende, en zonder God in de wereld. ▼▼ zonder Christus, Dat is, zonder gemeenschap met Christus te hebben, die komen zou, buiten welke gene zaligheid was; Joh 14:6; Act 4:12. De Israëlieten dan, die het koninkrijk Israëls verwachtten, hadden gemeenschap met Christus, die beloofd was. Zie Joh 8:56; Act 13:26, Act 13:32, en Act 15:11, en Act 26:6-7; Heb 11:26, enz.
,
▼▼ het burgerschap Dat is, de gemeente Gods, die in het burgerschap Israëls was begrepen.
,
▼▼ de verbonden Dat is, van de geestelijke beloften, die God in Zijn verbond met de Israëlieten opgericht, gedaan en dikwijls vernieuwd heeft, waarom Hij het verbonden in het getal van velen noemt.
,
▼▼ geen hoop Namelijk geen ware hoop van de vergeving der zonden en der eeuwige zaligheid.
,
▼▼ zonder God Dat is, zonder de oprechte kennis en dienst van den waren God. Want als is het dat zij vele goden en godsdiensten hadden, die waren nochtans van hen verdicht en versierd. Zie Rom 1:21, enz.; al ware het dat enigen God als Schepper kenden, nochtans, dewijl zij den Zoon niet kenden, noch eerden, zo hadden zij ook den Vader niet; Joh 5:23.
13Maar nu in Christus Jezus, zijt gij, die eertijds verre waart, nabij geworden door het bloed van Christus. ▼
,
▼▼ het bloed Dat is, door den dood en bloedige offerande van Christus, waardoor dit onderscheid der volken is weggenomen.
Copyright information for
DutSVVA