‏ Esther 4:11

11Alle knechten des konings, en het volk, der landschappen des konings, weten wel dat al wie tot den koning ingaat in het binnenste voorhof, die niet geroepen is, hij zij man of vrouw, zijn enig vonnis zij, dat men hem dode, tenzij dat de koning den gouden scepter hem toereike, opdat hij levend blijve; ik nu ben deze dertig dagen niet geroepen om tot den koning in te komen.
 Alle knechten des konings, Dit zijn de eigen woorden, die Hatach Mordechai zou zeggen van Esthers wege.
,
 het volk, Alsof zij zeggen wilde: Alle man weet het wel, zelfs die ver van het hof en deze stad wonen.
,
 dat al wie tot den koning ingaat, Zie Herodotum in Thalia.
,
  in het binnenste voorhof, Deze plaats was voor dat deel van het koninklijk paleis, waar zich de koning onthield. Zie onder, Est 5:1 .
,
 zijn enig Dat is, des konings onwederroepelijke wet. Of aldus: Eenerlei wet zij van dien; te weten, man of vrouw, die zulks doet. Vergelijk Dan 2:9 .
,
 vonnis zij, Zie onder, Est 5:2 .
,
 toereike, Hebreeuws, uitstrekke.
,
  levend blijve; Hebreeuws, leve.
Copyright information for DutSVVA