Exodus 22:26-27

26Indiën gij enigszins uws naasten kleed te pand neemt, zo zult gij het hem wedergeven, eer de zon ondergaat;
 enigszins Hebreeuws, te pand nemende te pand neemt.
,
 uws naasten Versta hierbij, indien hij een arm man is, die maar één kleed heeft, gelijk blijkt uit vs.27; Deu 24:12-13.
,
 kleed te pand neemt, Versta hieronder ook deksel.
,
 eer de zon Of, tegen, terwijl de zon ondergaat.
,
 ondergaat; Hebreeuws, ingaat; te weten, in haar slaapkamer, gelijk David spreekt, Psa 19:6.
27Want dat alleen is zijn deksel, het is zijn kleed over zijn huid; waarin zou hij liggen? Het zal dan geschieden, wanneer hij tot Mij roept, dat Ik het zal horen; want Ik ben genadig!
Copyright information for DutSVVA