Exodus 32:11-14
11Doch Mozes aanbad het aangezicht des Heeren zijns Gods, en hij zeide: O Heere! waarom zou Uw toorn ontsteken tegen Uw volk, hetwelk Gij met grote kracht, en met een sterke hand, uit Egypteland uitgevoerd hebt? 12Waarom zouden de Egyptenaars spreken, zeggende: In kwaadheid heeft Hij hen uitgevoerd, opdat Hij hen doodde op de bergen, en opdat Hij hen vernielde van den aardbodem? Keer af van de hittigheid Uws toorns, en laat het U over het kwaad Uws volks berouwen. ▼▼ kwaadheid heeft Hij hen uitgevoerd, Dat is, met een listig en kwaad voornemen; anders, ten kwade; dat is, tot hun ongeluk en verderf.
,
▼▼ van den aardbodem? Dat is, dat zij op den aardbodem niet blijven zouden.
,
▼ 13Gedenk aan Abraham, aan Izak en aan Israël, Uw knechten, aan welke Gij bij Uzelven gezworen hebt, en hebt tot hen gesproken: Ik zal uw zaad vermenigvuldigen als de sterren des hemels; en dit gehele land, waarvan Ik gezegd heb, zal Ik aan ulieder zaad geven, dat zij het erfelijk bezitten in eeuwigheid. ▼▼ Gedenk aan Abraham, Dat is, gedenk aan de belofte, die Gij Abraham, enz. gedaan hebt.
,
▼
,
▼
,
▼▼ gezegd heb, Beloofd heb.
14Toen berouwde het den Heere over het kwaad, hetwelk Hij gesproken had Zijn volk te zullen doen. ▼▼ Toen berouwde het den HEERE over het kwaad, Dat is, toen verdelgde Hij het volk niet, gelijk Hij bedreigd had, maar Hij liet zich er mede vergenoegen, dat er 3000 verslagen werden.
Copyright information for
DutSVVA