Exodus 8:8

8En Farao riep Mozes en Aäron, en zeide: Bidt vuriglijk tot den Heere, dat Hij de vorsen van mij en van mijn volk wegneme; zo zal ik het volk trekken laten, dat zij den Heere offeren.
 Bidt vuriglijk tot den HEERE, Zie Gen 25:21. De plagen en harde slagen doen Faraö dien God kennen, wien hij tevoren niet wilde kennen. Zie Exo 5:2, en 1Sa 6:2-3, enz.
,
 wegneme; De tovenaars konden wel de plagen van God nabootsen, vs.7, maar zij konden die niet weren noch verlichten.
Copyright information for DutSVVA