Ezekiel 1:13
13Aangaande de gelijkenis der dieren, hun gedaante was als brandende kolen des vuurs, als de gedaante der fakkelen; datzelve vuur ging steeds tussen die dieren; en het vuur had een glans, en uit het vuur kwam een bliksem voort. ▼▼ brandende kolen des vuurs, Welke niet alleen den profeet toonden dat hier wat goddelijks geschiedde en dat deze dieren geen eigenlijke dieren maar engelen Gods waren, dan ook betekenden den brand der goddelijke wraak, waarvan deze engelen snel en verschrikkelijke uitvoerders zouden wezen; vergelijk Psa 18:9 , en Psa 140:11 , alwaar brandende kolen Gods straffen betekenen.
,
▼
,
▼▼ ging steeds tussen die dieren; Of, deed zichzelven gaan; dat is, ging voort en voort, met steeds nieuwe vlammen vuur uit te schieten. Waarmede kan verstaan worden de gedurige beweging der engelen om Gods toorn uit te richten, mitsgaders het gestadige voornemen Gods, genegen om de boosheid der Joden te straffen.
,
▼▼ een glans, Betekenende de zuiverheid van Gods gerechtigheid, die in zijne oordelen klaarlijk blijkt.
,
▼
Copyright information for
DutSVVA