Ezekiel 13:2

2Mensenkind, profeteer tegen de profeten Israëls, die profeteren, en zeg tot degenen, die uit hun hart profeteren: Hoort des Heeren woord.
  profeten Israëls, Te weten die daar in Chaldea waren onder de weggevoerde Joden, die hen wilden wijsmaken dat zij in hun vaderland haast zouden wederkeren; zie van dezen ook Jer 29:8 . Zij hadden ook hunne metgezellen in Jeruzalem; Jer 23:16-17 .
,
 die profeteren, Dat is, die het profetisch ambt, doch valselijk, zich aantrekken.
,
 uit hun hart profeteren Hebreeuws, de profeten uit hun hart, dat is, die profeteren hetgeen uit hun eigen goeddunken, oordeel en drijving voortkomt, en niet van God. Zulke profeten worden gezegd valse gezichten en de bedriegerij van hun hart te profeteren, Jer 14:14 , van de gezichten van hun hart te spreken, Jer 23:16 ; profeten te zijn van de bedriegerij van hun hart, Jer 23:26 ; hunnen geest na te wandelen; hier in vs.3. Zie het tegendeel Num 16:28 , en de aantekening aldaar.
Copyright information for DutSVVA