Ezekiel 2:3

3En Hij zeide tot mij: Mensenkind! Ik zend u tot de kinderen Israëls, tot de rebellerende volken, die tegen Mij gerebelleerd hebben; zij en hun vaderen hebben overtreden tegen Mij tot op dezen zelven huidigen dag.
  kinderen Israëls, Versta, de Joden, die uit hun vaderland Judea in Babylonië met Jojachin gevankelijk weggevoerd waren, onder Eze 3:11 ; hoewel daaronder ook begrepen kunnen zijn de tien stammen, die uit hun land onder de heidenen verstrooid waren. Sommigen verstaan daarbij ook de Joden, die nog in hun vaderland woonden, tot wie de profeet Jeremia van God gezonden was.
,
 volken, Hier is het woord Goijm, betekenende heidenen; zo schijnt de Heere zijn volk hier te noemen, omdat het zover door de afgoderij van Hem afgeweken was, dat het niet beter was dan de heidenen; hoewel het ook in het goede den Israëlieten toegeschreven wordt; Exo 19:6 ; Jos 3:17 , en Jos 5:8 , enz.
,
 tot op dezen zelven huidigen dag Hebreeuws, tot op het been, of wezen deszelven daags; alzo Gen 7:13 , en Gen 17:26 ; Lev 23:14 , en onder Eze 24:2 , en Eze 40:1 .
Copyright information for DutSVVA