Ezekiel 20:33-34

33Zo waarachtig als Ik leef, spreekt de Heere Heere: Zo Ik niet met een sterke hand, en uitgestrekten arm, en met een uitgegoten grimmigheid over u zal regeren!
 sterke hand, Dat is, sterke en harde plagen. Zie Exo 3:19 , en Exo 9:3 ; Job 13:21 met de aantekening.
,
 uitgestrekten arm, Dat is, geweldige, wijdlopende en langdurige straffen. Vergelijk Jer 21:5 , en boven Eze 4:7 .
,
 uitgegoten grimmigheid Zie boven Eze 7:8 .
,
 over u zal regeren Dat is, uw Heere en Koning zijn, zulks dat het in uwe vrijheid en vermogen niet staan zal van mij af te gaan en mij te verlaten om een anderen overheer te verkiezen.
34Want Ik zal u uit de volken voeren, en u vergaderen uit de landen, waarin gij verstrooid zijt, door een sterke hand, en door een uitgestrekten arm, en door een uitgegoten grimmigheid.
 uit de volken voeren, Velen verstaan door dezen, die met den koning Jojachin weggetrokken zijn naar Babel, 2Ki 24:12 . Hoewel daaronder ook kunnen verstaan worden die door de laatste belegering onder Zedekia in de omliggende landen verstrooid zijn geworden. Vergelijk Jer 40:11-12 .
Copyright information for DutSVVA