Ezekiel 20:7

7En Ik zeide tot hen: Een ieder werpe de verfoeiselen zijner ogen weg; en verontreinigt ulieden niet met de drekgoden van Egypte; Ik, de Heere, ben uw God.
 de verfoeiselen zijner ogen weg; Zo noemt God de beelden en al hun goddeloos tuig, omdat zij verfoeilijk voor hem zijn, en voor alle mensen zijn moeten, waarop nochtans de Israëlieten met vermaking hunne ogen sloegen. Zie 1Ki 11:5 ; 2Ch 15:8 .
,
 verontreinigt ulieden niet Hetwelk geschiedt met die ter afgoderij op te richten, en hun godsdienstige eer inwendiglijk of uitwendiglijk te bewijzen. Alzo onder vs.30,31, en Eze 23:7 , en Eze 36:25 . Afgoderij is geestelijke onreinheid. Vergelijk Gen 35:2 , en 2Ch 29:16 , enz. Hierom wordt zij ook hoererij, of overspel genaamd. Zie Lev 17:7 .
,
 de drekgoden van Egypte; Die zeer gruwelijk en belachelijk waren, gelijk de kalven, krokodillen, apen, de ibis, welken men schrijft in Egypte een vogel te zijn als een ooievaar, die de slangen opeet, enz.
Copyright information for DutSVVA