‏ Ezekiel 20:8

8Maar zij waren wederspannig tegen Mij, en wilden naar Mij niet horen; niemand wierp de verfoeiselen zijner ogen weg, noch verliet de drekgoden van Egypte; daarom zeide Ik, dat Ik Mijn grimmigheid over hen uitgieten zou, om Mijn toorn tegen hen te volbrengen in het midden van Egypteland.
 niemand wierp de verfoeiselen zijner ogen weg, Hebreeuws, een ieder verwierpen de verfoelselen van hunne ogen niet; of en wierpen hen niet weg; alzo in de volgende woorden; dat is, niemand, of geen van hen, welverstaande van het merendeel. Zie 1Ki 11:34 .
,
 Mijn grimmigheid Zie Psa 79:6 .
,
 Mijn toorn Zie boven Eze 7:8 .
Copyright information for DutSVVA