Ezekiel 21:25

25En gij, o onheilig, goddeloos vorst van Israël, wiens dag komen zal, ten tijde der uiterste ongerechtigheid;
 o onheilig, Hij meent Zedekia den koning van Juda.
,
  goddeloos vorst van Israël, Te weten door afgoderij tegen God, meinedigheid, tegen den koning Nebukadnezar, wreedheid tegen zijne onderzaten, enz.
,
 dag komen zal, Te weten van uw straf en ondergang. Zie Job 18:20 , en de aantekening, en Psa 37:13 ; idem, hieronder vs.29.
,
 tijde der uiterste ongerechtigheid; Dat is, als de ongerechtigheid op het hoogste gekomen en vol zal zijn, Gen 15:16 . Hebreeuws, ten tijde der ongerechtigheid van het einde, of van het uiterste; dat is de uiterste of eindelijke ongerechtigheid; of men kan met sommigen door ongerechtigheid verstaan [gelijk elders] de straf der ongerechtigheid en van het einde; dat is die een einde met hen zal uitmaken. Alzo onder vs.29, en Eze 35:5 .
Copyright information for DutSVVA