‏ Ezekiel 29:19-20

19Daarom, zo zegt de Heere Heere: Zie, Ik zal Nebukadrezar, den koning van Babel, Egypteland geven; en hij zal deszelfs menigte wegvoeren, en deszelfs buit buiten, en deszelfs roof roven, en het zal het loon zijn voor zijn heir.
 deszelfs Van Egypteland.
,
 menigte wegvoeren, Of, gemene volk, of overvloed, rijkdom; ziet van het Hebreeuwse woord Psa 37:16 ; Jer 46:25 ; alzo onder Eze 30:4 , Eze 30:10 , Eze 30:15 , en Eze 31:2 , Eze 31:18 ; en Eze 32:12 , Eze 32:16 , enz.
20Tot zijn arbeidsloon, omdat hij tegen haar gediend heeft, heb Ik hem Egypteland gegeven, omdat zij voor Mij gewrocht hebben, spreekt de Heere Heere.
 arbeidsloon, Vergelijk Jer 22:3 .
,
 haar gediend heeft, De stad Tyrus.
,
 voor Mij Niet dat het oogmerk van Nebukadnezar en zijn krijgsvolk geweest is, den waren God van Israël in dezen te gehoorzamen [die boos genoemd worden, onder Eze 30:12 ] , maar omdat God hen door zijn verborgen regering tot uitvoering van dit zijn oordeel gebruikt heeft als tot zijn dienst; zie Jer 25:9 . Hoewel het zou kunnen wezen dat Nebukadnezar van Ezechiëls profetie [als in Babylonië geschied zijnde] vernomen hebbende door Gods bestuur, zijn voornemen te stijver vervolgd hebbe. Vergelijk Jer 40:2-3 .
,
 gearbeid hebben, Zie van zulk een gebruik van het Hebreeuwse woord Rth 2:19 ; Pro 31:13 .
Copyright information for DutSVVA