Ezekiel 31:2
2Mensenkind! zeg tot Farao, den koning van Egypte, en tot zijn menigte: Wien zijt gij gelijk in uw grootheid? ▼▼ menigte Dat is, al zijn volk.
,
▼▼ Wien zijt gij gelijk Alsof God zeide: Beeldt gij u in dat er uws gelijke nooit geweest is en dat u derhalve niets kan deren? Let eens op den groten monarch van Assyrië, hoe die gevaren is, en maakt uwe rekening; vergelijk
Isa 23:13 .