Ezekiel 34:24-26

24En Ik, de Heere, zal hun tot een God zijn; en Mijn knecht David zal Vorst zijn in het midden van hen, Ik, de Heere, heb het gesproken.
 God zijn; Dat is, Heiland. Zie Gen 17:7 ; Lev 18:2 , en dat door zijnen Zoon, dien Hij ons tot een profeet, priester en koning gegeven heeft.
,
 Vorst zijn Of, prins. Vergelijk Jos 5:14-15 ; Isa 9:5 ; Act 5:31 .
,
 midden van hen, Vergelijk Mat 18:20 , en Mat 28:20 ; Rev 1:13 .
25En Ik zal een verbond des vredes met hen maken, en zal het boos gedierte uit het land doen ophouden; en zij zullen zeker wonen in de woestijn, en slapen in de wouden.
 verbond Zie Jer 31:31 .
,
 vredes met hen maken, Zie Gen 37:14 ; Jdg 6:24 , en vergelijk Isa 11:6 , Isa 11:9 , en Isa 35:9 ; Jer 33:6 , Jer 33:9 , onder Eze 37:26 ; Hos 2:18 .
,
 zeker wonen in de woestijn, Hebreeuws, in zekerheid, of vertrouwen, gelijk vs.27,28, en elders dikwijls.
26Want Ik zal dezelve, en de plaatsen rondom Mijn heuvel, stellen tot een zegen; en Ik zal den plasregen doen nederdalen op zijn tijd, plasregens van zegen zullen er zijn.
 dezelve, Te weten woestijn en wouden, waarin mijne schapen legeren, waarop het voorgaande en volgende schijnt te zien; of dezelve, te weten schapen.
,
 zegen; Dat is, met mijn goddelijken zegen zo overvloediglijk begenadigen, dat zij als louter zegen en een voorbeeld daarvan zullen zijn. Vergelijk Gen 12:2 , met de aantekening. De geestelijke zegeningen worden hier door lichamelijke afgebeeld. Vergelijk Joe 2:23 .
Copyright information for DutSVVA