Ezekiel 37:11-12

11Toen zeide Hij tot mij: Mensenkind! deze beenderen zijn het ganse huis Israëls; ziet, zij zeggen: Onze beenderen zijn verdord, en onze verwachting is verloren, wij zijn afgesneden.
  die zijn het ganse huis Israëls; Dat is, zij zijn een teken of afbeelding van het huis van Israël, of zij beduiden dat en hun tegenwoordigen staat in Babel.
,
 Onze beenderen zijn verdord, Daar is zo weinig hoop van onze verlossing uit Babel en de wederkomst in ons land, als er is dat dode, begraven en verrotte mensen en hun verdorde beenderen weder zouden levend worden. Deze redenen van ongeloof en mistroostigheid waren de aanleiding, en geven het oogmerk te kennen van het voorgaande gezicht.
,
 afgesneden Gelijk takken, die afgesneden zijn en van den wortel geen sap kunnen trekken, moetende dienvolgens vergaan.
12Daarom, profeteer en zeg tot hen: Zo zegt de Heere Heere: Ziet, Ik zal uw graven openen, en zal ulieden uit uw graven doen opkomen, o Mijn volk! en Ik zal u brengen in het land Israëls.
 Ziet, God herhaalt hier sommierlijk de lichamelijke en geestelijke beloften, die in de voorgaande h.h. wijdlopig zijn gedaan, gebruikende daartoe figuurlijke manieren van spreken, die uit het voorgaande gezicht en hun eigen woorden genomen zijn.
Copyright information for DutSVVA