Ezekiel 37:16-17

16Gij nu, mensenkind! neem u een hout, en schrijf daarop: Voor Juda, en voor de kinderen Israëls, zijn metgezellen; en neem een ander hout, en schrijf daarop: Voor Jozef, het hout van Efraïm, en van het ganse huis Israëls, zijn metgezellen.
 hout, Eene roede, of plat hout; vergelijk Num 17:2 , enz.
,
 zijn metgezellen; Versta, Benjamin en Levi. Zie 2Ch 11:12-13 .
,
  ganse huis Israëls, Versta, de tien stammen, die zich aan Efraïm [als de machtigste] gehouden hadden, en daaronder dikwijls verstaan worden.
17Doe gij ze dan naderen, het een tot het ander tot een enig hout; en zij zullen tot een worden in uw hand.
 Doe gij ze dan naderen, Dat is, breng hen nabij en tot elkander, dat zij een worden.
Copyright information for DutSVVA