Ezekiel 40:1

1In het vijf en twintigste jaar onzer gevankelijke wegvoering, in het begin des jaars, op den tienden der maand, in het veertiende jaar, nadat de stad geslagen was; even op dienzelfden dag, was de hand des Heeren op mij, en Hij bracht mij derwaarts.
 wegvoering, Met den koning Jojachin; zie boven Eze 1:2 , en Eze 24:1 , en Eze 33:21 .
,
 begin des jaars, Hebreeuws, het hoofd des jaars; dat de Joden houden voor het begin van het burgerlijke jaar. Anderen verstaan het van het kerkelijke jaar.
,
 maand, Versta, de eerste maand.
,
 stad Jeruzalem. Zie boven Eze 33:21 , en Eze 24:1-2 , met de aantekening aldaar.
,
 even op dienzelfden dag, Zie boven Eze 2:3 , en Eze 24:2 , met de aantekening. Hebreeuws, in het been, of in de kracht des daags.
,
 hand des HEEREN op mij, Zie boven Eze 1:3 .
,
 derwaarts Te weten in het land Israël; versta in een gezicht, gelijk volgt.
Copyright information for DutSVVA