Ezekiel 6:3
3En zeg: Gij bergen Israëls, hoort het woord des Heeren Heeren! Zo zegt de Heere Heere tot de bergen en tot de heuvelen, tot de beken en tot de dalen: Ziet, Ik, Ik breng over u het zwaard, en Ik zal uw hoogten verderven. ▼▼ bergen Israëls, Versta, de mensen, die op de bergen woonden. Alzo moeten in het volgende de woorden heuvelen, beken en dalen genomen worden, namelijk voor degenen, die daarop, of daarbij, of daarin hunne woningen hadden. Vergelijk
Jdg 1:19 ;
Psa 98:8 , onder
Eze 36:1 ;
Mic 6:1-2 .
,
▼▼ beken en tot de dalen Of, stromen, vloeden, rivieren, kolken, die hun loop sterkelijk in het land uitspreiden. Alzo is het woord genomen
Job 6:15 , onder
Eze 31:12 , en
Eze 35:8 .
,
▼
,
▼