Ezekiel 8:11

11En zeventig mannen uit de oudsten van het huis Israëls, met Jaazanja, den zoon van Safan, staande in het midden van hen, stonden voor hun aangezichten; en een ieder had zijn rookvat in zijn hand, en een overvloedige wolk des reukwerks ging op.
 zeventig mannen uit de oudsten Sommigen verstaan door dezen de zeventig raadsheren van wie gesproken is Num 11:16 , welker president Jaäzanja zou mogen geweest zijn; maar men kan ook door dezen wel verstaan andere personen, die aanzien hadden onder het volk, òf door hun ouderdom, òf betrekking, of enige reden, om welke zij anderen een voorbeeld tot het goede behoorden te zijn.
,
  het huis Israëls, Dat is, van het volk Juda. Zie boven Eze 7:2 .
,
  Jaäzánja, Men leest onder Eze 11:1 van een anderen Jaäzanja, die de zoon van Azzur was.
,
 stonden Dat is, dienden de afgodische beeltenissen; zie Deu 10:8 .
,
 voor hun aangezichten; Te weten de afgemaalde beelden.
,
 overvloedige wolk des reukwerks ging op Hebreeuws, de overvloedigheid van een wolk; dat is, een overvloedige wolk of nevel.
Copyright information for DutSVVA