Ezra 3:8-9

8In het tweede jaar nu hunner aankomst ten huize Gods te Jeruzalem, in de tweede maand, begonnen Zerubbabel, de zoon van Sealthiël, en Jesua, de zoon van Jozadak, en de overige hunner broederen, de priesters en de Levieten, en allen, die uit de gevangenis te Jeruzalem gekomen waren; en zij stelden de Levieten, van twintig jaren oud en daarboven, om opzicht te nemen over het werk van des Heeren huis.
 tweede maand, Genoemd Jiar, passende eensdeels op April, anderdeels op Mei.
,
 van twintig jaren Hebreeuws, een zoon van twintig jaar.
9Toen stond Jesua, zijn zonen en zijn broederen, en Kadmiel met zijn zonen, kinderen van Juda, als een man, om opzicht te hebben over degenen, die het werk deden aan het huis Gods, met de zonen van Henadad, hun zonen en hun broederen, de Levieten.
 Juda, Boven, Ezr 2:40 genoemd Hodavja, en Neh 7:43
Copyright information for DutSVVA