Ezra 9:1-2

1Als nu deze dingen voleind waren, traden de vorsten tot mij toe, zeggende: Het volk Israëls, en de priesters, en de Levieten, zijn niet afgezonderd van de volken dezer landen, naar hun gruwelen, namelijk van de Kanaänieten, de Hethieten, de Ferezieten, de Jebusieten, de Ammonieten, de Moabieten, de Egyptenaren en de Amorieten.
 volken dezer landen, Die in de heidense gruwelen der afgoderij bleven steken, aan welken God, Deu 7:2-3 , enz. en elders, zijn volk uitdrukkelijk verboden had te huwelijken.
2Want zij hebben van hun dochteren genomen voor zichzelven en voor hun zonen, zodat zich vermengd hebben het heilig zaad met de volken dezer landen; ja, de hand der vorsten en overheden is de eerste geweest in deze overtreding.
 heilig zaad Dat is, heilig geslacht, dat Israël was vanwege het verbond, dat God met Abraham en zijn zaad gemaakt had. Vergelijk Gen 6:2 ; 1Co 7:14 .
,
 overheden Of, regenten, magistraten, voorstanders.
,
  eerste geweest Hebbende alzo anderen een kwaad exempel gegeven.
Copyright information for DutSVVA