Genesis 10:6

6En de zonen van Cham zijn: Cusch en Mitsraim, en Put, en Kanaän.
 en de zonen van Cham De nakomelingen van dezen hebben zich van Babel meest zuidwaarts verdeeld in een deel van Azië en in Afrika, en voor een tijd in Palestina. Zie van dezen, 1Ch 4:40; Psa 105:27.
,
 Cusch Van dezen zijn afkomstig de Arabieren en de Moren. Zie boven de aant. hoofdstuk Gen 2:13; idem 2Ki 19:9; Job 28:19; Jer 13:23, Jer 46:9.
,
 Mitsraïm De vader der Egyptenaars. Den naam vindt men overal in de H. Schrift. En het is ook de naam van het landschap Egypte zelf en van de inwoners.
,
 Put, Men meent dat hij een gedeelte van Lybië, [waar de rivier Put is] bewoond heeft. Zie Jer 46:9; Eze 27:10, Eze 38:5.
,
 Kanaän. De stamvader der Kanaänieten, in de Schrift genoeg bekend. Zie boven Gen 9:25, en onder vs.18.
Copyright information for DutSVVA