Genesis 10:7

7En de zonen van Cusch zijn: Seba en Havila, en Sabta, en Raema, en Sabtecha. En de zonen van Raema zijn: Scheba en Dedan.
 Seba Van dezen komen de Sabeërs, in Woest-Arabië. Zie Psa 72:10, en Isa 43:3.
,
 Havila, De vaders der inwoners van een land aldus genaamd, boven Gen 2:11.
,
 Sabta, Het gevoelen der geleerden is dat de nakomelingen van dezen bewoond hebben het onderdeel van Gelukkig-Arabië.
,
 Raëma, Mede een voorvader der inwoners van het bovengenoemde Arabië. Zie Eze 27:22.
,
 Sábtecha. Men houdt het er voor dat deze ook een stamvader van dezelfde natie geweest is.
,
 Scheba Zuidwaarts wonende in Morenland; van waar men meent dat de koningin van Scheba gekomen is. Zie 1Ki 10:1, 1Ki 10:4; Eze 27:22; Mat 12:42; Act 8:27. Anderen plaatsen hem in Gelukkig-Arabië.
,
 Dedan Een inwoner mede van Gelukkig-Arabië, of volgens anderer gevoelen, van Morenland. Zie Eze 27:15, Eze 38:13.
Copyright information for DutSVVA