Genesis 12:2

2En Ik zal u tot een groot volk maken, en u zegenen, en uw naam groot maken; en wees een zegen!
 groot volk Niet alleen ten aanzien van de veelheid der mensen, wier vader gij zult wezen naar het vlees, maar ook ten aanzien van hun waardigheid, omdat zij mijn volk en eigendom zullen zijn, wier vader gij zult zijn naar den geest; Rom 4:11-12, Rom 4:16-17, Rom 9:6-8; Gal 3:7.
,
 zegenen, De zegening van God betekent allerlei weldaden, of in het algemeen lichamelijke en geestelijke, aardse en hemelse, tijdelijke en eeuwige, onder 2Sa 4:1; Deu 28:2-4, enz. of in het bijzonder enige derzelve; boven Gen 1:22, Gen 1:28; onder Gen 39:5; Deu 7:13; Eph 1:3.
,
 een zegen Zo gans zeer gezegend, dat gij niet alleen in uzelven mijn zegen bezitten zult, maar dat ook deze zegen door uw zaad over ontallijke anderen uitgespreid zal worden.
Copyright information for DutSVVA