Genesis 12:2-4
2En Ik zal u tot een groot volk maken, en u zegenen, en uw naam groot maken; en wees een zegen! ▼▼ groot volk Niet alleen ten aanzien van de veelheid der mensen, wier vader gij zult wezen naar het vlees, maar ook ten aanzien van hun waardigheid, omdat zij mijn volk en eigendom zullen zijn, wier vader gij zult zijn naar den geest; Rom 4:11-12, Rom 4:16-17, Rom 9:6-8; Gal 3:7.
,
▼
,
▼▼ een zegen Zo gans zeer gezegend, dat gij niet alleen in uzelven mijn zegen bezitten zult, maar dat ook deze zegen door uw zaad over ontallijke anderen uitgespreid zal worden.
3En Ik zal zegenen, die u zegenen, en vervloeken, die u vloekt; en in u zullen alle geslachten des aardrijks gezegend worden. ▼▼ in u Dat is, in uw zaad, onder Gen 22:18, en Gen 26:4, en Gen 28:14; welk zaad is Christus, Gal 3:16; die uit Abrahams zaad naar het vlees moest voortkomen, Mat 1:1, om allen waren gelovigen, wier vader Abraham is, de eeuwige zegening te verwerven en mede te delen; Gal 3:28-29. Anders, met u, te weten door het geloof in Christus, gelijk Gal 3:8-9, in u, wordt uitgelegd, met Abraham. Zie ook Rom 4:11-12, Rom 4:16.
4En Abram toog heen, gelijk de Heere tot hem gesproken had; en Lot toog met hem; en Abram was vijf en zeventig jaren oud, toen hij uit Haran ging. ▼▼ vijf en zeventig jaren Hebr. een zoon van vijf jaren en zeventig jaar.
,
▼
Copyright information for
DutSVVA