Genesis 15:2-3

2Toen zeide Abram: Heere, Heere! wat zult Gij mij geven, daar ik zonder kinderen heenga en de bezorger van mijn huis is deze Damaskener Eliëzer?
 wat zult Dat is, welke gave zal mij vermaken, zolang ik niet zie de vervulling uwer belofte, aangaande mijn zaad, waaruit de Messias zal voortkomen?
,
 daar ik Anders, ik ga toch zonder kinderen.
,
 bezorger van Hebr. de zoon der beloping, of, besturing, of, der bezorging van mijn huis. Dat is, de verzorger van mijn huis. Aldus wordt een zoon der vroomheid gezegd, 1Ki 1:52, voor een vroom man; aldus zonen der gevangenis, Ezr 4:1, voor degenen, die gevangen geweest waren; zonen der verdrukking, Pro 31:5, voor verdrukten; en Jer 48:45, zonen der beroerte, voor degenen die beroerte maken.
,
 deze Damaskener Hebr. Dammeseck, dat is, van Damaskus, of Damaskener. Dit is een afgebroken rede, die Abram vervolgt en ten einde brengt in het volgende vs.3.
,
 Eliëzer De naam des verzorgers van Abrams huis.
3Voorts zeide Abram: Zie, mij hebt Gij geen zaad gegeven, en zie, de zoon van mijn huis zal mijn erfgenaam zijn!
 zaad gegeven, Dat is zoon. Zie boven Gen 4:25.
,
 de zoon Dat is, mijn knecht, die in mijn huis geboren is, vergelijk boven Gen 14:14. Met deze manier van spreken worden de ingeboren knechten onderscheiden van de zonen des lichaams, of eigen kinderen, zoals Job 19:17; Pro 31:2; Jer 2:14.
,
 zal mijn erfgenaam zijn Hebr. zal mij erven, zo ook vs.4.
Copyright information for DutSVVA