Genesis 15:4-6

4En ziet, het woord des Heeren was tot hem, zeggende: Deze zal uw erfgenaam niet zijn; maar die uit uw lijf voortkomen zal, die zal uw erfgenaam zijn.
 Deze zal Nam. Eliëzer de Damaskener.
,
 uit uw Hebr. uit uw ingewand. Zie 2Sa 7:12; verg. onder Gen 35:11, en 2Ch 6:9.
5Toen leidde Hij hem uit naar buiten, en zeide: Zie nu op naar den hemel, en tel de sterren, indien gij ze tellen kunt; en Hij zeide tot hem: Zo zal uw zaad zijn!
 Hij Te weten, God.
,
 hem Nam. Abram.
,
 uit naar Buiten de tent.
,
 Zo zal Verg. boven Gen 13:16; 1Ki 4:20.
6En hij geloofde in den Heere; en Hij rekende het hem tot gerechtigheid.
 hij geloofde Niet dat Abram hier eerst begon te geloven, maar dat hij sterker werd in het geloof, zijn vlees overwinnende, en de grote belofte, die hem God. vs.1, 4,5, van zijn zaad en voornamelijk van den Messias gedaan had, tot troost en zaligheid van zijn ziel langs zo meer aannemende.
,
 Hij rekende Dat is, God heeft uit loutere genade, hem, die geen gerechtigheid had in zichzelven, om voor zijn gericht te bestaan, voor rechtvaardig geacht, door het geloof aan zijn belofte en den beloofden Middelaar; Rom 4:2-3, enz.
,
 tot Het woordje tot, wordt hier bijgevoegd uit Psa 106:31; Rom 4:3; Gal 3:6; Jam 2:23.
Copyright information for DutSVVA