Genesis 17:8
8En Ik zal u, en uw zaad na u, het land uwer vreemdelingschappen geven, het gehele land Kanaän, tot eeuwige bezitting; en Ik zal hun tot een God zijn. ▼▼ land uwer Waarin gij als vreemdeling gekomen zijt, gereisd hebt, en nog verkeert en verkeren zult. Zie onder,
Gen 28:4, en
Gen 36:7, en
Gen 37:1. Het woord staat in het getal van velen, om aan te wijzen de gedurigheid en lengte van den tijd, waarin hij daar vreemdeling zou wezen.
,
▼▼ eeuwige Hebr. tot bezitting der eeuwigheid. Zie vs.7.