Genesis 2:6

6Maar een damp was opgegaan uit de aarde, en bevochtigde den gansen aardbodem.
 Maar Te weten, nu of daarna; want Mozes verhaalt nu hier het gewone middel van God in de natuur daargesteld, om kruiden, struiken en bomen uit de aarde voort te brengen, namelijk, den damp, die den regen veroorzaakt en het aardrijk bevochtigt.
,
 een damp Welke, door de hitte der zon uit het water en de aarde opgetrokken zijnde, stijgt tot in de middenlucht, waar hij door haar koude in wolken verandert, en daarna wederom ontsluit en regen wordt, waarmede het aardrijk dan bevochtigd wordt.
,
 den gansen Hebr. het ganse aangezicht des aardbodems.
Copyright information for DutSVVA