Genesis 20:8

8Toen stond Abimelech des morgens vroeg op, en riep al zijn knechten, en sprak al deze woorden voor hun oren. En die mannen vreesden zeer.
 knechten, Versta, raadsheren, officieren en voornaamste hovelingen. Alzo 1Ki 1:2, en 1Ki 10:5; 2Ki 6:8; 2Ch 24:25.
,
 woorden Of, zaken; te weten, die hem in den droom waren wedervaren. Alzo ook onder, vs.10, en Gen 24:66, enz.
,
 voor hun Dat is, dat zij die hoorden.
,
 vreesden Als hebbende ten dienste van hun koning het nemen van Sara gevorderd. Verg. boven Gen 12:15.
Copyright information for DutSVVA