Genesis 24:27
27En hij zeide: Geloofd zij de Heere, de God van mijn heer Abraham, Die Zijn weldadigheid en waarheid niet nagelaten heeft van mijn heer; aangaande mij, de Heere heeft mij op dezen weg geleid, ten huize van mijns heren broederen. ▼ , ▼▼ waarheid De getrouwheid in het houden zijner beloften. Alzo ond. Gen 32:10; Psa 143:1; Isa 38:18-19.
,
▼▼ van mijn Hebr. van met, of van bij mijnen heer; versta te bewijzen, of te oefenen.
,
▼
,
▼
Copyright information for
DutSVVA